Hooglied 8:6: Sterk als de dood is de liefde

9 juli 2021

Hooglied 8:6: Sterk als de dood is de liefde

Het hoogtepunt van het hele Hooglied is dit vers. Het bezingt de kracht van de liefde. De geliefden hebben hun wederzijdse liefde gevierd, zij hebben elkaar bemind, de liefde bedreven, van de liefde genoten, de liefde die ook nageslacht voortbrengt. Nu verlangt de vrouw dat hij haar plaatst als een zegel op zijn hart en als een zegel op zijn arm. Zij gebruikt een metafoor.

Een zegel is een kleine cilinder van steen of metaal met daarop schrift, een afbeelding of een tekening, die in was of in klei wordt ingedrukt. Een zegel identificeert de drager, het is een identiteitsbewijs. Zo dient het als een stempel om als eigenaar bezittingen van een merkteken te voorzien. Izebel stuurt brieven met het zegel van haar man, koning Achab (1  Koningen 21:8). Ze worden op zijn gezag gestuurd. Juda laat zijn zegel bij Thamar achter als een pand, dat zij later gebruikt om hem te identificeren als de vader van haar kind (Genesis 38:18). Een zegel wordt gedragen aan een koord rond de nek (Genesis 38:18, 25) en zo op het hart, aan een armband aan de pols of bovenarm of als een ring aan de vinger (Jeremia 22:24, Haggaï 2:23). 

De vrouw doet de man een vurig verzoek, haar toon is gebiedend: “zet mij …” of “maak mij als een zegel”. En daarbij “op je hart”. Het hart is de kern van de persoon. De wijze leraar in het boek Spreuken beveelt aan Gods liefde en trouw te schrijven op de tafel van je hart (Spreuken 3:3) en zijn onderwijs te binden aan je vingers (Spreuken 7:3). De bedoeling is dat liefde en trouw persoonlijke eigenschappen van ons worden en dat Gods onderwijs ons handelen bepaalt. Woorden op de tafel van het hart plaatsen, schrijven, ingraveren. Die kunnen er niet meer vanaf, niet meer eruit, zijn onuitwisbaar. Mozes spreekt van woorden plaatsen op je hart of ziel, en ze binden als een teken aan je hand (Deuteronomium 11:18). Ze raken je diep, gaan onafscheidelijk mee. De indruk van het zegel is blijvend te onderscheiden, nadat het wordt teruggetrokken. Zo, zegt de vrouw, zal ik je aankleven, onafscheidelijk met je verbonden zijn. Zij verlangt het zegel te zijn van haar geliefde. Zij wil delen in zijn identiteit en één worden met hem, zowel fysiek – door zo dicht mogelijk bij hem te zijn – als  juridisch – door zijn naam aan te nemen en met hem een juridische eenheid aan te gaan. Zij is van hem en hij is van haar.

Wat zij dan zegt, is de kern van het Hooglied, ik vertaal letterlijk:

“Want sterk als de dood is de liefde

hard als het graf de hartstocht.”

Zoals niemand de dood tegenhoudt, zo kan niemand tegen de kracht van de liefde op. En zo min als het graf bezwijkt, begeeft de hartstocht het. Onverbiddelijk is het graf. Zo is de hartstocht in het uitsluiten van ieder ander. De liefde voor elkaar is absoluut exclusief. Je begeerte gaat naar je partner uit. Die gun je niet aan een ander. 

De HEERE zegt van zichzelf dat Hij een God is, die zich doet gelden. In de gangbare vertalingen staat dat Hij naijverig, jaloers, hartstochtelijk is (Exodus 20:5). Hij duldt geen andere goden naast zich. God deelt zijn eer niet met een ander (Jesaja 42:8: 48:11). Als wij andere goden aanbidden, wekt dat Gods jaloezie op, zijn hartstocht. Die is een energie die de relatie wil redden. Zo kunnen een man en een vrouw slechts één partner hebben. Als deze relatie wordt bedreigd, is jaloezie de geëigende emotie. Een rivaal wordt niet gedoogd. Want de zuiverheid van de relatie is in het geding. De volkomen toewijding aan elkaar staat op het spel. In de relatie met God en de huwelijkspartner is de toewijding fundamenteel en gaat zij diep. De liefde schept een onherroepelijke verbintenis, waar de hartstocht over waakt. 

Geen mens ontkomt aan de dood en het graf. Liefde en dood hebben behalve hun kracht gemeenschappelijk dat zij je als persoon ontbinden. In de daad van de liefde verlies je jouw zelf in de ander. Dat heeft iets van het gaan over de grens van de dood. Maar daarbovenuit zijn liefde en dood elkaars tegenstander. De vrouw bevestigt dat de liefde sterk is als de dood, niet dat de liefde sterker is. Geliefden van vlees en bloed leven niet voor altijd. Toch treurt het Hooglied niet over de vergankelijkheid van de liefde. De liefde biedt weerstand. De geliefden zoeken de liefde onsterfelijk te maken door haar te vieren in het hier en nu. Dat is niet enkel de liefde van dit stel. Nee, zij staan model voor de geliefden van alle tijden.

Als de liefde in gevaar komt, wordt hartstocht losgemaakt. Dan laaien de vlammen op. Het vuur gaat hevig branden, de gloed van de vlammen is fel. Het vuur brandt intens en wordt door niets tegengehouden. Niets stopt de liefde, niets dooft de hartstocht uit (vers 7). Want dit zijn vlammen van de HEERE. Dit is de enige keer in het Hooglied dat God ter sprake komt. Dat is nu op het hoogtepunt. Hij is in heel het Hooglied verborgen aanwezig als de Schepper van de liefde. Dat de dichter nu de HEERE laat noemen, is een aanwijzing dat Hij het is, die uiteindelijk de liefde opwekt en de hartstocht aanwakkert van de geliefden. Hij is de auteur van de liefde die duurt tot de dood. God is niet bewust in de gedachten als het stel de fysieke liefde viert. Maar dat zijn naam nu klinkt, bevestigt dat dit vers de climax is van het Hooglied. De liefde overtreft alles en God wordt erin gekend. Johannes schrijft: God is liefde (1 Johannes 4:8, 16). Een aanwijzing voor die liefde is de pure liefde zoals die wordt bezongen in het Hooglied en in dit vers haar hoogste niveau bereikt.

Trefwoorden